1001 Gedichten

1001 gedichten

Zet ook uw gedichten op 1001Gedichten.nl

Heeft u nog geen account? Meld u gratis aan!

Print dit gedicht
vorige gedicht

Hans

Hans die Giovanni heette,
hoedde de geiten en de schapen
van een rijkaard die de vrouwen haatte
en net het leven had gelaten,
Hans die Giovanni heette,
deed dat veilig boven het dorp ver van waar die verleiding woonde
maar ook een pastoor, ‘n burgemeester die daarbij notaris was
en verder boeren, burgers en andere neringdoenden.
Die rijkaard, zo bleek, had het halve dorp bezeten
dat hij, zo ook nog bleek, aan Hans had nagelaten,
aan onze Hans daar boven, die Giovanni heette
De pastoor die van de notaris over deze wil iets had vernomen
zat nog aan een mooie biechteling op schoot ervan te bekomen
terwijl hij haar als jong huishoudstertje zat te balloteren
hij keurde net haar appeltjes en haar strakke peren,
dat hij bedacht, die knaap die moet met dit ooitje trouwen
dat onnozel schaap weet toch niet wat je doet met vrouwen,
dan kan ik blijven snoepen van deze dubbel zachte vruchten
en heb geen gebrek aan wijnen en spijzen meer te duchten.

Op een ochtend niet lang daarna bij de eerste zonnestralen
zag Hans, die Giovanni heette,
de optocht boven komen
niet wetend dat zij daar hem als verse rijkaard kwamen halen.
De dorpsheren en wat een schuchter grietje leek met haar moeder,
die was vroeger mooi geweest maar nu op haar retour en een loeder
genoeg om met de pastoor in zijn complot op te zijn genomen.
Zo werd Hans, die Giovanni heette,
de berg af getroond
en in een pak, driedelig, met pochet en een strik gehesen
tot bij het altaar waar het zege schaapje op hem wachtte
om zich braaf te laten hoeden alle dagen, niet de nachten
want die had de jongeheer pastoor voor zichzelf in gedachte
Na deze grote dag, het dorp had gegeten en de dranken eer bewezen
en op de jonge bruid geklonken en de rijke bruidegom geprezen,
was Hans die Giovanni heette,
moe, hij stond ervan te gapen
en wilde naar het huwelijksbed om er lekker lang te slapen
Maar op de deurmat stond daar de pastoor om hem de les te lezen
en in te wijden in de geheimen van het christelijke huwelijksleven.
Hij zeide: ‘Wel zoon, hebt gij ‘t heilig 'Poezemuuske' meegenomen,
die zoete vrucht heb je toch zeker wel van je schoonmama bekomen’.
Hans die Giovanni heette,
wist niet wat te verstaan en te horen
terwijl het alleen een bed was dat hij zocht hem te bekoren.
Maar de zielenherder zeide hem heel resoluut en met gezag:
‘Getrouwde Hans weet dat je zonder dat hier niet verder mag.
Ga het halen met gehaaste spoed, kom op, niet gedraald,
het is ver lopen naar de overkant en raak niet verdwaald’.
Hans die Giovanni heette,
moest er zo laat nog aan geloven
Maar ach, het huwelijksleven gaat niet altijd over rozen
Hij dacht nog aan zijn schaapjes en hun rust daar boven.
Maar hij moest het ‘Poezemuuske’ halen en niet verpozen
Dus Hans die Giovanni heette,
Rende, rende en rende
als door een duivel op vrijersvoeten nagezeten
helemaal langs de stroom naar de ver gelegen hoge brug
en Hans die Giovanni heette,
rende, rende en rende
aan de andere kant tot tegenover het dorp helemaal terug
zodat Hans die Giovanni er als een peerd van zweette
toen hij binnen vloog in zijn schoonmoeders kruikenhuuske
en riep: ‘Moedertje, moedertje, waar is het ‘Poezemuuske!’
en die lachte, lachte in haar geniep maar fleemde: ‘Hans, O lieve Hans
(die Giovanni heette)
hoe kon ik het vergeten je het zachte ’Muuske’ mee te geven.
Wacht, wacht, ik haal het ‘Poeske’ fluks en vlug uit haar warme bedje
dan kun je er ras en rap mee naar je lieve lustig bruidje’.
Maar wat had het loeder al klaar staan in een doosje met een lint,
een jonge rat die daar rond tolde als een gevangen wervelwind.
‘Hier Hans, en nu als de wiedeweerga naar je jonge vrouwtje
en pas op dat het ‘Poezemuuske’ niet ontsnapt, dat berouwt je’.
en weer Hans die Giovanni heette,
rende, rende en rende
als was het om een duivel met lage lusten voor te blijven
helemaal langs de stroom naar die ver gelegen hoge brug
en Hans die Giovanni heette,
rende, rende en rende
aan de goede kant weer maar niet helemaal terug.
Want het ‘Poezemuuske’ begon te piepen als een jonge rat,
Hans die Giovanni heette,
dacht dat zijn kostelijke schat
misschien wel ziek of misselijk zou kunnen zijn of wezen.
Vol zorg en angst tilde hij de deksel op om eventjes te kijken
om het ’Poeske’ te troosten en te zien dat het niet zou bezwijken
maar het ratje zag die kier en het snelle dier sprong er tussendoor.
Daar stond Hans die Giovanni heette,
die daar zijn ‘Muuske’ plots verloor.
Wat het was, zag Hans die Giovanni heette, niet
wel dat het weg schoot in het oeverriet.
Wanhopig heeft hij op handen en knieën nog gezocht
tot, och arm, bleek dat dat niet baten mocht.
Toen kon Hans die Giovanni heette,
alleen nog maar sloffen en treurig op huis aan sjokken
naar het dorp, naar zijn bruidje die daar wachtte met lege rokken.
Hans die Giovanni heette,
kwam uitgeput en ontdaan bij zijn voordeur aan
en wie zag hij daar voor de tweede keer weer staan?
De pastoor die hem met zijn rat daar wou gaan betrappen
en hem straffen met nooit uit het liefdesvaatje te mogen tappen.
Maar het doosje van Hans die Giovanni heette,
was leeg, rat noch ‘Poezemuuske’ was er in te bespeuren
en nog voor de pastoor kon bedenken, wat moest gebeuren,
verscheen Grietje die Beatrice heette.
En Hans die Giovanni heette,
viel voor haar doorzichtig nachtgewaad neer en riep:
‘O, Grietje die Beatrice heette,
Ik kan je nooit niet meer je ‘Poezemuuske’ geven.
Ik ben het uit het doosje kwijt geraakt
dat je mama zo goed had dicht gemaakt.
Meneer Pastoor had het mij nog zo de raad gegeven
niet te dralen of te dwalen en op te passen
Maar Grietje die Beatrice heette,
bleek toch vrouw en slim genoeg te zijn en zei:
‘Lieve, lieve Hans (die Giovanni heette),
wees niet bang kom maar even.’
Beatrice nam de hand van blozende Hans die Giovanni heette,
en leidde die naar een heel warm plaatsje
en zei: ‘Voel maar, mijn Hans (die Giovanni heette),
ons ‘Poezemuuske’ is uit zichzelf naar mij toe gekomen’.
Hans die nu Giovanni heette,
wist niet wat te doen, of te waken of te dromen,
stamelde: ‘O, Grietje (die Beatrice heette),
ja, ik voel haar donzen vachtje,
het is nog nat en warm van het zwemmen en het zweten’
Waarop Beatrice fluisterde: ‘Zeker Giovanni, wat dacht je!’

Guido van Geel

vorige gedicht
Toevoegen aan favorieten

Ingezonden door

Geplaatst op

Over dit gedicht

Ík heb niets te verliezen', zei de maagd en had de broek aan.

Geef uw waardering

Op basis van 34 stemmen krijgt dit gedicht 3 van de 5 sterren.

Social Media

Tags

Bruiloft Guidovangeel Italie Volksverhaal

Reacties op ‘Hans’

Reageren

We gebruiken uw gegevens alleen om te reageren op uw bericht. Meer info leest u in onze Privacy & Cookie Policy.

Wilt u direct kunnen reageren zonder elke keer naam en e-mailadres in te voeren? Meld u hier aan voor een account!

Hans