Het Wiel

Uit 'De Teksten

Ik keek, ik keek en zag
het lichaam het keek het lag
dat naast mij de stem
mij maande te staan.

Er straalde, er straalde
ik zag licht, het licht altijd
groot wit in volheid
mij doorvoer te gaan'.

Zij keken, zij keken en zagen
mij aan, de goden, de zeven
daar te staan daar neder
ik werd voort voortgedreven.

Hoorde ik, hoorde ik het hart
om mij heen te kloppen aan
warm stroomde in de vaten
het in liefde gaan te lijden leven.

Guido van Geel