vorige gedicht
volgende gedicht
vorige gedicht
volgende gedicht
Over wipneuzen en kabouters
Alleen de wipneus van een zesjarig meisje met
eigenwijze springkrullen zou blaadjes in bloemen
veranderen omdat de eerste merel een mus was
en zonnestralen haar donzen huidje versierden.
Ze zou met haar vijf centimeter lange wijsvingertje
naar de magische klapperbomen wijzen die ontdooiden
door de lentekriebels en vertellen hoe kaboutertjes
de tulpen in regenboogverf hadden gedompeld.
(Ik zal eerlijk zijn dat ik haar niet had geloofd als ze
niet voorzichtig mijn duim had gepakt, haar ogen met
sterren had versierd en in mijn oor had gefluisterd
dat de elfjes weer wakker zijn.)
Reacties op ‘Over wipneuzen en kabouters’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!