De Symfonie

De zaal is stil, een blik, een tel en hij zet ze in
waarop van alles van de trap af dondert
tot een klats, een klap, 'n boem en ...
een dartel geriedel alles weer naar de zolder
boven brengt, een tel en weer zet hij

met een zwaai en knik het gedonder in
weer onderaan de klats en de boem
maar nu klinkt een krul, een loopje
uit het gerommel in de restanten wordt
een slinger een ware arabesk gevormd

en zo verder tot uit eerst een kroonlijst
een groots tympaan dijt en zich opgaand toont
met in de neergang een eerst verval dat klinkt
dreigt even de apotheose als een opkomend
noodlot in de verre toekomst achter de bergen

alles komt nog even voorbij als eens geweest
maar overal kiert en scheurt het einde nader
alles verbrokkelt omwille de gouden ondergang
die als een groots crescendo de hemel neemt
hij zwetend het zwijgen laat naklinken en buigt.

Guido van Geel

© Copyright guido

Ingezonden door

guido

Geplaatst op

06-06-2019

Over dit gedicht

'Es Musz sein', zei Holz en Beethoven kreeg zijn centen.

Tags

Beethoven Guidovangeel Mahler