Mijn mijn man

Mijn man was een mijn man, diep onder de grond
Daar heb je geen zonlicht en geen ochtendstond
Hij stond er te hakken met zijn pikhouweel
Voor kachel en kolenkit liep hij in het gareel (2x)

Toen ik met hem trouwde zo wit als een tulp
Had ik mijn fijne mijn man eindelijk in mijn stulp
Steeds als hij moest werken daar onder die aard
Dan zou ik wachten wat mij niet in ’t minst bezwaart (2x)

Eens stond ik te stoffen bij ons thuis in de hal
Schrok ik me een hoedje van een reuzenknal
Ik dacht toen meteen aan mijn man in de mijn
Ik vroeg mij af wat er toch aan de hand zou zijn (2x)

Nog diezelfde middag kwam een man met een das
Die zei dat mijn mijn man op een mijn gestoten was
Hij gaf me een doosje met zijn schamel bezit
En van mijn mijn man vond men enkel het gebit (2x)

© Copyright Frans Voogt

Ingezonden door

Frans Voogt

Geplaatst op

16-11-2012

Over dit gedicht

uit het leven gegrepen

Tags

Grond Middag Reuzenknal