Hulp aan moordenaars
Hoe stonden ze daar
En voelden zich zo machtig.
In meerderheid met elkaar,
Hun gelijk waarachtig.
Doodsverachting in hun ogen,
Sloegen en martelden ze hem.
Zijn nabestaanden voorgelogen,
Niemand hoorde nog zijn stem.
Ze voelden zich zo veilig.
Hij klaagde hen nooit meer aan.
Zijn sterven, geloofden ze heilig.
Gaf hen ruimbaan.
Maar niet alles in ’t leven,
Loopt langs effen pad.
Eens, na eindloos streven,
Heeft men ’t hoogtepunt gehad.
Dan is men aangewezen op een ander.
Houdt men de handen op,
Bedelend om ’t één of ’t ander,
Buigt men de trotse kop.
Wie beschrijft onze ontsteltenis,
Hoe HÃj, Die wij hadden verworpen,
Thans onze weldoener is,
Ons niet in gevang heeft geworpen.
Egbert Jan van der Scheer
Naar Genesis 45: 1 t/m 3
Ingezonden door
Verwijderde gebruiker
Geplaatst op
03-02-2009
Over dit gedicht
vraag je eerst eens af hoe jezelf bent, voor je een oordeel velt !
Geef uw waardering
Op basis van 5 stemmen krijgt dit gedicht 3 van de 5 sterren.Social Media
Tags
Criminelen Dieven Heiligen MoordenaarsReacties op ‘Hulp aan moordenaars’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!