De Aanklacht
De Aanklacht
I.
Nauw samen met geluk hangt trots
Het breekt de golven voor mij af
Een in de branding staande rots
En behoedt me voor de logenstraf
Wat nu als deze erodeert
En mij de ruggensteun ontbeert?
Dan landt de duivel op mijn schouder
En krijgt mijn ziel het steeds benauwder
Als een buikspreekpop sterk water
Geheel niet op gelijke voet
Bespeelt zo Satan mij voorgoed
In zijn duivels schertstheater
Dit is iets wat mij zeer bevreesd
Vandaar dat u niet verder leest...
II_
…Had u dit wel gedaan dan bleek
Geen hoop verloren want jij was
Als men het objectief bekeek
Nog zuiver als een edelgas
Wat is er nu met je gebeurd?
De tweestrijd heeft jouw ziel verscheurd
Je denkt niet meer in hier en nu
Wat rest is enkel déjà vu
Hier ligt jouw welverdiende lot
Omdat je handelde uit vrees
Is het de angst die jou verwees
Naar dit spookverhaal vol zelfspot
Mijn stem dient in geen inkt grandeur
Slechts als aanklacht tegen jou, auteur
III.
Maar wat is dit? Wel heb ik ooit!
Mijn eigen tekst keert tegen mij!
Had ik dit werk niet reeds voltooid?
Welk een vorm van hekserij!
Je denkt toch zeker niet dat ik
Mij in mijn eigen schrift verslik
Mij neerschrijven voor snelle roem
Niet zolang cogito ergo sum!
Één pennenstreek en jij bent niet
Leeft enkel voort binnen mijn geest
Hebt niet bestaan bent nooit geweest
De prijs omdat je mij verried
Zoiets maak je maar zelden mee
Je tekst die preekt als dominee
IV_
Tot de verbeelding wil je spreken
Maar wat zeg je tegen haar?
Dat zij zichzelf niet is gebleken?
Nu mijn taak als gijzelaar
Is jou te duiden op het feit
Dat juist door mijn aanwezigheid
Jij alleen kan voortbestaan
Als mijn wil in jou is opgegaan
Zo transpireert de ironie
Jij kunt je niet van mij ontdoen
Ik stel voor meester: verzoen,
Voor dit ontaardt in poëzie!
In jou zit ik; En weet dat wel!
Daag mij niet uit tot een duel!
V.
Ongehoorde brutaliteit!
Hoe kun je mijn gevoel negeren
Door deze innerlijke strijd
Naar buiten toe te keren
Om zo van mijn achilleshiel
Door te stoten tot mijn ziel
Waar louter zwart toont welke kleur
Jij schildert in mijn interieur
Waarom dan leen ik je mijn taal?
Omdat jij iets in mij bereikt
Waardoor ik voel waaruit het blijkt
Onthaal ik jou in mijn verhaal
En jij ziet meer dan ik wellicht
Jij opent ogen die ik dicht
VI_
Ik walg van jouw welsprekendheid
Jouw schrijven dwingt mij in een hoek
Maar plaatst mij tegelijkertijd
In het licht van zeden die ik zoek
Jij liet mij uit, los aan de riem
Van orion en anoniem
Genoten wij van die vrijheid
Alleen beperkt door plaats en tijd
Maar dat is niet waar ik op wacht
De dag ligt klaar waarop het schijnt
Dat mijn zijn in jou verdwijnt
En plaats maakt voor verbeeldingskracht
Tot die tijd zijn aanvang kent
Vang ik jou in dit fragment
VII.
Mijn God hoe zeer doet jouw gelijk
Jouw stem in mij is in gesprek
En zeker net zo invloedrijk
Dat ik jouw vonnis niet voltrek
Maar waar haal ik de macht vandaan
Om zonder spoor van grootheidswaan
Te handelen als rolmodel
Op zoek naar jou en eerherstel
Mijn zwarte gat moet overbrugd
De tekst fungeert hier als membraan
Waar de essentie van bestaan
In door zou schijnen maar ontvlucht
Hier tussendoor dwaal ik en pluk
Een weinig ziel voor in dit stuk
VIII_.
_Jouw stuk meester zegt mij niet veel
Pas als je deze tekst bevrijdt
Verwoordt het meer dan luchtkasteel
Die stap tergt jouw onzekerheid
.Je bent een waardig metgezel
Maar redeneert hier parallel
Aan zaken die je eerder bracht
Herhaling toont gebrek aan kracht
_Ik ben slechts een gedachtestroom
Als jij in mij reflectie ziet
Jouw rede weer gezag geniet
Denk mij dan weg uit deze droom
.Een vreemd gevoel wordt mij gewaar
Opnieuw ontsta ik uit elkaar
Reacties op ‘De Aanklacht’
Er zijn nog geen reacties geplaatst bij dit gedicht, een reactie plaatsen kan hieronder!