Weer

Er is ergens weer iets mis gegaan.
Ik zit weer hier.
Jij zit weer daar.
We zijn weer uit elkaar.
We zijn nog wel een stel.
We horen nog bij elkaar.
Maar het voelt weer anders.
Het voelt weer naar.
We hebben het allemaal al een
keertje meegemaakt.
We hebben het allemaal al een
keertje gedaan.
We zeiden dit nooit weer.
Maar we doen 't gewoon nog een keer.
Ik zit weer hier.
Jij zit weer daar.
We zijn weer uit elkaar.