het gebeurt gewoon
Ik lig in mijn bed en denk na over wat er zal komen morgen,
dan moet ik naar school, ik maak me zo veel zorgen.
In de klas zitten die jongens en die schelden me uit,
mama haalde me op en die jongens gooiden een steen tegen de ruit.
Ik wil niet naar school, nu moet ik huilen,
ik denk na waar ik morgen zal moeten schuilen.
Ik moet het vertellen maar aan wie?
Ik weet het niet.
Het is morgen en eet mijn boterham op,
ik heb geen honger.
Ik fiets naar school en zie ze staan,
het lijkt of ze naar mijn kant toegaan.
Nee, ze lopen naar een jongen en schoppen tegen zijn schenen,
die huilt, en mijn moeder zegt nochtans: jongens moeten niet wenen.
Ik gooi mijn fiets aan de kant en snel naar hem toe,
die drie jongens zijn nog lang niet moe.
Ik roep zo hard: 'Stop daarmee' als ik kan.
Ze stoppen en schrikken ervan.
We zijn nu zeven dagen later, ik heb ze zeven dagen niet gezien.
En nu amuseer ik me met die jongen voor tien.