Het Schoollied

Tassen klinken;
Tassen blinken;
Schreeuwend vult de klas
Zie de meester deinzen
Zie hoe hij moet veinzen
Om wat ooit toch eervol was

Om te janken
In de banken
Redt hem zoemer tijd;
Hij al moe van ’t overleven,
Is naar zijn brood begeven;
En nog gonst de strijd!

Oude klagers;
Jonge jagers;
Voor de automaat
Zit nu rustig neder
Schelt het moeten weder
Dat gij henen gaat.

Slaat uw ogen
Naar den hoogen;
Alles kwam van daar!
Domme regels daalden,
Gezond verstand verdwaalde
In deze kinderschaar

(Vrij naar Staring)

Guido van Geel